Dit verhaal gaat over hoe Don Quichot en Sancho Panza hun paard en ezel verloren.

Don Quichot probeerde zijn paard Rocinante te vinden in de schoolgangen, maar hij kon hem niet vinden. Dus ging hij naar Sancho Panza en vroeg Don Quichot aan hem: ‘heb jij Rocinante gezien? Is hij misschien bij jouw ezel?’. Sancho Panza hoopte al lang dat Don Quichot eindelijk stopte met hallucineren, Don Quichot verbeelde zich al lang dat Rocinante en Sancho’s ezel nog leefden maar eigenlijk waren ze doodgegaan in een van hun eerdere avonturen. ‘Wacht eens, ben jij jouw machtige paard ook kwijt?’ vroeg Don Quichot aan Sancho Panza. ‘Ja, ik ben hem kwijt, ik wou net naar jou toe gaan.’

En dus gingen ze samen op zoek naar hun dieren, bij de lerarenkamer zagen ze de mooie Dulchinea staan. Ze vroegen haar of zij hun dieren had gezien wou ze zo snel mogelijk af van deze gekken dus zei ze dat ze de dieren had gezien bij het kantoor van de rector. Dus gingen ze op weg naar het kantoor.

Eenmaal aangekomen zag Don Quichot dat Rocinante en de ezel op het geld van de rector aan het kauwen waren. ‘Oh nee, ze zijn op het geld van onze gastvrije gastheer aan het kauwen!’ riep Don Quichot en begon naar de dieren rennen. ‘Nee, dat is een papierversnipperaar, die is gewoon aan het versnipperen!’ De rector stond gelijk op toen hij Don Quichot binnen zag komen en hij rende gelijk naar een deur en ging ervoor staan alsof glinsterend goud er in stapels binnen stond. Don Quichot rende achter de dieren aan die nu naar de gang rende en om de hoek verdwenen. Don Quichot rende achter hen aan maar stopte gelijk toen de rector zijn naam riep en dat hij nu gelijk terug moest komen.

De rector zei tegen hen allebei dat ze nu gelijk moesten gaan en dat ze nooit meer de school mochten betreden. Don Quichot en Sancho Panza verlieten de school en keken niet terug.

Nadat Don Quichot en Sancho Panza weg waren gegaan liep de rector een kamer binnen en aaide een paard en een ezel die daar in een stal stonden te eten.